De organist

In 1961 kwam ik gelijk met mijn vriend Hans, die ik al van jongs af kende, naar Groningen om er te studeren. Eigenlijk wilde Hans dominee worden, maar voor die studie werd je niet toegelaten met een HBS-a-diploma. Hij begon aan iets  waar hij niet helemaal achter stond, maar had nog steeds Plan A in gedachte. Hij ging zich daarom bijscholen in Latijn en Grieks.
Voordat hij naar Groningen kwam, had Hans jarenlang pianoles gehad. Hij speelde heel goed uit het klassieke repertoire. De piano kon niet mee. Hij nam daarom orgelles in de Der Aa kerk. Hans wist zichzelf zo aardig bezig te houden. In de weekenden stapten we dikwijls samen op de fiets en verkenden de Groninger Ommelanden.  Als we een kerkje tegenkwamen, wilde Hans naar binnen en al gauw zat hij dan achter het orgel, zonder dat de sleutelbewaarder daarvan op de hoogte was. Dat leidde nogal eens tot conflicten. Die vermeed hij als het om bijzondere orgels ging waarop hij vaker wilde spelen. Zo maakte ik – via Hans – voor het eerst kennis met Noordbroek. Hij had contact gezocht met de toenmalige dominee, Adriaan Soeting, en de organist, Simon Graafhuis. Deze laatste had een druk leven en kon slechts één zondag per twee weken achter het orgel zitten. Hans regelde dat hij die andere zondag tijdens de kerkdienst kon spelen en dat hij ook op andere dagen op dat orgel mocht. In die tijd begonnen de voorbereidingen voor de kerk-restauratie. Binnen werden allerlei bouwlampen geplaatst. Hans wilde van die gelegenheid gebruik maken voor een mooie foto van het orgel. Die moest ik maken. Op een donkere winteravond met spekgladde wegen reden we daarvoor met nog een vriend (die een auto had) naar Noordbroek. Dat leverde een schitterende foto op die op zeer groot formaat jarenlang aan de muur hing van zijn studentenkamer. Kort daarop begon het echte werk in de kerk voor de restauratie. In het koor werden zerken van rijke stinkerds gelicht en daaronder werd gegraven. Hans wilde daar bij zijn en had mij meegenomen. Hij stond er met de neus bovenop toen er botten gevonden werden. De gravers schrokken, stopten, en gingen koffie drinken om te overleggen hoe ze dit moesten afhandelen. In de tussentijd dook Hans de kuil in, zocht verwoed verder, en kwam weer boven met een mensenschedel. Hij wilde zoiets op zijn bureau en besloot de gravers niets te vertellen. De schedel, die een merkwaardige vorm had, ging ’s avonds mee naar Groningen. Dominee Soeting, die later ingelicht werd, dacht dat het gebeente van de eerste dominee van Noordbroek was. Hans werd gesommeerd om de schedel terug te brengen naar waar hij hoorde. 
Hans werd leraar Nederlands aan het Van Hall Instituut in Groningen. Zijn ambitie was dat niet helemaal. Een carrière als organist ook niet. Hij maakte de studie theologie af en werd (naast leraar) dominee in Noordwijk (bij Marum) waar hij jarenlang de pastorie bewoonde. Hij preekte ook elders, tot in Noordbroek. Maar, als dominee kon hij nog steeds niet helemaal zijn ei kwijt. Hij probeerde daarom een wat merkwaardige hobby op een wat hoger plan te tillen. In Nederland en Frankrijk was hij voortdurend op zoek geweest naar bijzondere grafstenen en tombes. Zo was hij geobsedeerd door een steen in Delft met  “Ici repose LOUIS XVII” (hier rust Lodewijk XVII). De bijbehorende dode, die zich ook Carl Wilhelm Naundorff had genoemd, had bij hoog en laag beweerd de zoon te zijn van de laatste koning van Frankrijk, Lodewijk XVI, die in 1789 tijdens de Franse revolutie vermoord was met de rest van zijn familie plus heel veel edellieden. Alleen de kroonprins was zoek geraakt bij dat bloedbad. Hans dook de archieven in, schreef een lijvig verhaal waarin de claim op de Franse troon van deze Naundorff en nazaten op drijfzand kwam te staan. Vervolgens klopte hij aan bij de Universiteit van Groningen met de vraag of hij daarmee tot doctor in de Letteren kon promoveren.  Dat gebeurde in 1995. Korte tijd later bleek dat het DNA van Naundorff inderdaad niets van doen had met dat van het Franse koningshuis. Ook dat onderzoek was op initiatief van Hans tot stand gekomen.
Hans (J.H. Petrie, 1943-2004) was een wandelende encyclopedie, veelzijdig, muzikaal en zeer onderhoudend met talloze verhalen en anekdotes. Hij kende veel aardige mensen, maar toch had hij moeite zijn leven te maken. In 2004 overleed hij onverwacht – alleen – na een korte ziekte. Anderhalve maand later zou hij de Kerst-nachtdienst in Noordbroek hebben geleid. Met medische hulp was het waarschijnlijk niet zo ver gekomen, maar hij wilde of kon die niet meer inroepen. Binnen een dag werd hij gevonden door vrienden. Hans werd gecremeerd. Hij liet geen steen of tombe na, en zelfs zijn schedel kan niet meer door een onbezonnen student worden gekaapt.
 
Johan van Rhijn