Rouwen en begraven

De toenmalige onderwijzer van Noordbroek, Johannes Smid, was een zeer ijverig man of hij zag in 1858 de historische waarde van de schoolmeestersrapporten. Uitgetypt beslaat zijn rapport 20 kantjes. Historica Marina van der Ploeg kon er veel informatie uithalen over sterven, rouwen en begraven.
In de 19e eeuw kon men niet zonder zijn naaste buren bij ziekte, geboorte en overlijden. Zij waren zelfs verenigd in Noabergildes. Zo had je in Zuidbroek de Middengilde (Uiterburen), Diepstergilde, Molengilde, enz. Het bestuur vergaderde éénmaal per jaar en besprak de afgelopen gebeurtenissen. Was er een naaste buur die zijn plichten niet na kwam dan kregen ze een boete. Bij overlijden besloegen deze plichten het gehele gebeuren; van afleggen, klok luiden, kisten, vervoer, zorgen voor eten en drinken en tabak, tot het graven van het graf. Marina vertelde gedreven en verschafte zeer veel informatie op deze avond. De bijgeloven die het ritueel bepaalden. Geen ceremonie voor de ongedoopte baby. Symbolen op grafstenen. De mogelijkheden voor de rijken en het massagraf voor de armen.
Overigens bezat de armenzorg attributen als een zwart kistkleed of een zwarte lijkkoets die men kon huren.
De ene zijn dood, de andere zijn brood.

Reactie toevoegen