Voorjaar 2014

Op 6 maart 2014 ga ik ’s morgens op de fiets vanuit onze woonplaats Noordbroek naar mijn werk in Winschoten. Het heeft licht gevroren, het is heiig en er staat weinig wind. De opkomende zon staat laag en schijnt bij vlagen fel tussen de mistflarden door. Het voelt fris, maar er wordt mooi voorjaarsweer verwacht.
De natuur is vroeg dit jaar en de narcissen staan sinds een paar dagen in volle bloei. De stammen van de oude Essen aan de kant van de weg werpen hun schaduw op de rafelige textuur van de Scheemderweg. Een ekster vliegt onder luid gekrijs op van het veld. De passerende auto’s komen voorbij onder het luid geruis van de banden op het Morainesplit van het wegdek. Als het geluid van de auto’s is afgenomen vliegt er plotseling een stel wilde eenden op uit het talud van de bermsloot. Ze vliegen in een ronde beweging hoog boven de weg. Alhoewel ik het niet heb kunnen zien gaat het gevoelsmatig om een eend en een woerd, die over enkele weken in de sloot een nestplaats zullen kiezen. Ik hoop, dat hun nazaten in het voorjaar de voortrazende auto’s zullen overleven. Als ik bij Scheemderzwaag over de ophaalbrug fiets, dan zie ik plotseling de weerspiegeling van de hameipoort van de brug door het zonlicht op het water van de Meedenerdiep. Voor de oude kaasboerderij van Neeleman hoor ik een bonte verzameling van onze gevederde vrienden in de toppen van de bomen in de boomgaard. Het is een luid gekwetter en er wordt naar lieve lust gestreden om het hoogste lied. Bij afwezigheid van de veldleeuwerik is voor mij als onafhankelijk toehoorder de lijster kandidaat voor het ereschavot.
In Winschoten neem ik een dienstvoertuig om mij naar de brandweerkazerne in Stadskanaal te begeven. Die brandweerkazerne heeft behalve een stallingsruimte voor de voertuigen ook kantoren voor het dagdienstpersoneel. Verder is er in het gebouw een ambulancepost ingericht. Doorgaans is er dagelijks weinig contact met het ambulancepersoneel. De dagdienstmedewerkers van de brandweer pauzeren steevast in de kantine op de begane grond. De brandweermedewerker die verantwoordelijk is voor het onderhoud geeft meestal een signaal wanneer het tijd is voor een kopje koffie of de lunch. Dat doet hij op uiterst conventionele wijze door onder aan de trap hard naar boven te roepen. Met uitzondering van de commandant geven alle collega’s op zeer gedisciplineerde wijze gehoor aan zijn oproep. Het gaat er ontspannen aan toe en er wordt redelijkerwijs mee omgegaan. Alhoewel er op de andere locatie waar ik ook werkzaam ben eveneens sprake is van een ontspannen werksfeer en goede collegialiteit heeft dit wel iets relaxt. Als ik de gang naar de trap binnenloop zie ik mijn collega’s al aan de koffie zitten in de kantine. Ik besluit ook een kopje koffie te nemen alvorens naar het kantoor te lopen. Dan loopt een jonge vrouw de kantine binnen en ik herken haar als Romiena, die ik een aantal weken geleden met een gitaar had zien lopen. De jonge dame is gekleed in ambulance dienstkleding, compleet met jas en stoere schoenen. Als ze bij ons aan tafel plaatsneemt om haar kopje thee te drinken vraag ik haar voorzichtig of ze voor ons een liedje wil spelen. Ze kijkt mij onderzoekend aan en vraagt of ik het meen. Als ik met een uiterst ernstige blik mijn vraag bevestig staat ze op en zegt, dat ze haar gitaar gaat halen. Na enkele ogenblikken is ze terug en haalt de gitaar uit de hoes. Ze neemt de gitaar op haar schoot en legt een schriftje voor zich op de tafel. Ik werp ter loops een blik op het schriftje en zie, dat er in de open gevouwen bladzijde alleen korte zinnetjes staan. Dan vraag ik haar hoe lang ze al speelt en of ze les heeft. Ze zegt, dat ze vanaf de jaarwisseling bezig is en dat ze zichzelf de grepen heeft geleerd. Dan stemt ze met behulp van een digitaal apparaat het instrument. De snaren worden een voor een gestemd en daarna begint ze te spelen. Eerst nog enigszins onzeker maar na enige ogenblikken valt alle onzekerheid van haar af en speelt ze onderwijl met prachtige stem zingend Hey Brother van Avicii. Ik zeg, dat ik vanmorgen niet op zo’n mooi cadeautje had gerekend, waar-na ze inzet met Skinny Love van Birdy. Ter afsluiting begeleidt ze zich zichzelf met Hotel California van The Eagles. Als toegift zingt ze “Dust in the wind” van Kansas. Ze heeft een prachtige stem en haar enthousiasme en spontaniteit hebben een positief effect op de aanwezige toehoorders. Ik kan mij niet beheersen en als vanzelf probeer ik het liedje hardop mee te zingen.
Vanmorgen reed ik op een vroege voorjaarsmorgen in maart op de fiets naar Winschoten en genoot van het gezang van de vogels in het struweel langs het fietspad. Nu geniet ik van een onverwacht moment, van de schoonheid van het lied. Gezongen door een mooie jonge dame die mij doet denken aan mijn eigen kinderen. De puurheid van haar glimlach en onbevangenheid. De eerlijkheid van het akoestische instrument. Door de opening in de klankkast van de gitaar zie ik het onbehandelde hout aan de binnenzijde van het instrument. Het geheel maakt mij gelukkig en doet mij denken aan mijn strapatsen met mijn bugel in mijn jeugd lang geleden. Bij thuiskomst na het werk maak ik Willemina onmiddellijk deelgenoot van mijn bevindingen.
Als ik de volgende dag bij Zuidbroek de A7 afrij kom ik langs een grote zwerfkei. Deze is bij de realisatie van de verdieping van de A7 met de Kerkstraat blootgelegd en naast de afrit geplaatst. Het doet mij wederom denken aan de tekst “We are all dust in the wind” Deze zwerfkei is in de ijstijd met schuivend ijs verplaatst en eeuwen bewaard gebleven in de Groninger potklei. Wat is de duur van een mensenleven in vergelijking met deze eeuwenoude zwerfkei.
Des te waardevoller zijn de momenten, waarop wij kunnen genieten van schoon-heid, puurheid en vrolijke klanken op een onverwacht moment.

Noordbroek, 17 maart 2014
Marten Prins

Reactie toevoegen