De Stelvio

Als ik op een zekere morgen de krant opensla zie ik op een pagina een foto met Gert Jacobs, de oud-wielrenner. Gert Jacobs wil op 17 september 2016 de Passo dello Stelvio beklimmen. In de loop van de tijd zie ik nog een paar keer een wervingsadvertentie, met als doel om deelnemers te werven. In één van de grote advertenties zie ik 2 fietsers met de rug naar de camera gekeerd. Ze kijken naar het parcours vanaf grote hoogte. 
De vijfdaagse lezerstrip begint op 14 september. Volgens de informatie in het stuk wordt de Passo dello Stelvio beklommen vanaf Bormio en niet vanuit Prato. De top ligt op 2758 meter en deze reus heeft vanuit Prato 48 bochten (Tornantie) en vanuit Bormio 40 bochten. Volgens informatie op internet is de Stelvio een van de zwaarste beklimmingen in het wielrennen en de hoogste pas in Italië.
Het najaar van 2010 hadden wij het plan opgevat om de Stelvio in Italië te beklimmen. De hele winter had ik ieder moment benut om te fietsen. Ik wilde kilometers in de benen hebben en zodoende conditie opbouwen. Echter, de val van mijn fiets tijdens een toertocht had dat verhinderd. In plaats van op mijn racefiets reed ik op de gemotoriseerde fiets van Willemina om mij weer te mobiliseren. 
In 2011 is het dan zover: wij gaan met de racefiets in de auto op vakantie naar Valdisotto, vlakbij Bormio. Ook deze winter heb ik veel gefietst en geen gelegenheid onbenut gelaten om te werken aan mijn conditie. Wanneer wij via de Umbrailpass Bormio naderen, zien wij aan de kant van de weg twee grote marmotten zitten. Ze hebben de grootte van een flinke poes. Ik bedenk mij, dat ik deze tijdens de afdaling niet voor de fiets moet krijgen. Als wij bij de vakantiewoning aankomen zien wij Jesse en Miranda, die al een dag eerder zijn gearriveerd. Jesse haalt gelijk de fiets uit de auto en nog die middag fietsen wij naar de top van de Cavia. Boven de boomgrens fietsen wij in de mist. Het is nat en koud. Er lopen koeien op de weg en bij aankomst op de top proberen wij ons op te warmen in de daar aanwezige houten horecavoorziening. Er zitten behalve de uitbaters nog 2 mannen. Ik probeer een praatje aan te knopen, maar de mannen hebben niet veel te vertellen. Zo te zien hebben ze hun beste kruit verschoten. Tijdens de afdaling is het behoorlijk koud en door de kou heb ik geen gevoel in mijn vingers. Morgen wil ik de Stelvio vanaf Bormio beklimmen en ik zal mijn kledingkeuze aanpassen. De volgende dag vertrouw ik de lucht niet. Jesse en Miranda gaan toch de beklimming aan, maar wij gaan met de auto naar de top. Op de top loopt het smeltwater over de weg en het begint te regenen. Ik ben blij, dat ik niet op de fiets ben en wil niet dat Miranda in de regen afdaalt met de fiets. De volgende dag is het dan zover. Jesse en Miranda willen een ander parcours fietsen en ik ben op mijzelf aangewezen. Ik vind het overigens prettig om de onderneming in mijn eentje uit te voeren.
Vanuit Bormio gaat het eerste gedeelte van ongeveer 8 km nog vrij rustig omhoog. Dan volgen een aantal smalle tunnels. In de korte smalle tunnels is het vrij donker en de zonnebril moet af. Het water gutst uit de rotswand en spat tegen mijn benen. Met het vele verkeer, waaronder colonnes motoren en bestickerde sportwagens, voelt het niet echt fijn. Ik had een fietslamp meegenomen en deze al voor het binnenrijden van de tunnel ingeschakeld. Er komt mij een dalende wielrenner tegemoet. Om andere weggebruikers te laten weten dat hij er aankomt, fluit hij luid. Ik fluit terug. Telkens wanneer ik een tunnel of Galleria uitkom ben ik opgelucht. Twee auto’s kunnen elkaar in de smalle tunnels niet passeren. Na de laatste Galleria volgt een grillig stuk met een gedeelte van 14%. Dan volgt een saai gedeelte met een kerkje aan de kant van de rotsen. De deur van het kerkje staat open. Ik passeer een waterval. Dan komt de bocht met een afslag naar Zwitserland over de Umbrailpass. De Tornanties zijn genummerd. Na elke bocht volgt een lager nummer. Het eerste gedeelte van een beklimming neem ik mij steevast voor om de borden bij te houden, maar na een aantal bochten laat ik het los. Als in trance probeer ik de pedalen rond te trappen. Na de laatste kilometeraanduiding staat 500 meter op het wegdek gekalkt en dan om de 100 meter. Als ik de 500 meter passeer weet ik pas, dat ik het haal. Boven ga ik de kiosk binnen en neem plaats voor de houtkachel. Aan een tafeltje zit een stel, waarvan de vrouw vraagt of ik naar boven ben gefietst. Zelf vertelt ze dat ze haar man in de auto is gevolgd. Ze vertelt er bij: “Ik rijd nooit meer de Stelvio op.” De man zegt niets en zit wezenloos voor zich uit te kijken. Ik heb het gevoel, dat hij niet meer weet dat hij op de wereld is. Nadat hij een paar broodjes heeft verorberd en iets heeft gedronken vraagt hij plotseling hoelang ik over de beklimming heb gedaan. Dan realiseer ik mij, dat ik mijn teller niet op nul heb gezet en dat ik daar niet mee bezig ben. Nu begrijp ik ook waarom deze man als een dood vogeltje aan de tafel zit.
Mijn advies aan de deelnemers is om vooraf voldoende kilometers af te leggen. Mijn mantra is dat je na elke meter dichter bij de top komt, ongeacht de snelheid.
 
Noordbroek, 28 april 2016.
Marten Prins

Reactie toevoegen