Wandelen door het dorp (3)

Met uw welnemen loop ik nog even door de Hoofdstraat en kom op pagina 16 en 17 van het fotoboekje “Dorpsgezichten” van Albi, Harold en Lina. “Verscholen achter struik en bladergroen de voormalige pastorie en het kerkje 1811” staat er te lezen.
Het kerkje heb ik van binnen nooit gezien, maar ik ben als kind wel eens in de pastorie geweest.
Daar kwam in de jaren ’50 wekelijks
(meestal de woensdag, omdat de school ’s middags gesloten was) tandarts Steen-beek uit Hoogezand om het gebit van z’n patiënten te controleren en gelooft u me maar, er werd wat afgeboord in die tijd!
Dat hele tandartsgebeuren was toen niet zo modern uitgerust als vandaag de dag en werden de gaatjes ook nog gevuld met van dat akelige zwarte amalgaam.
Gillende en rammelende boren hoorde je al in de wachtkamer, soms incl. de patiënten….. en dan wilde je het liefst ook gillend naar buiten rennen, maar ja dat kon je tegenover je ouders niet maken, want de saneringskaart was dan niet afgetekend en (helaas...) weer voorzien van een nieuw controledatum. Ja wie ging er nu voor z’n plezier naar die kiezensmid.....
Een tijdje later verhuisde “die zenuwenpraktijk” naar het gebouw tegenover het gemeentehuis, was het niet de Bondsspaarbank?
Als patiënt had je de vreemde gewoonte om op de laatste woensdag van de maand voor controle te gaan, dus zo lang mogelijk uitstellen. Vaak zag je dan veel andere dorpsgenoten die even gespannen waren als jij. Wist u dat er tegenwoordig al angsttandartsen zijn? Of men kan ook onder een lichte narcose worden gebracht! Nou zo ver hoef ik gelukkig niet te gaan.
Een gaatje hoeft ook niet meer gevuld worden met dat zwarte troep, tegenwoordig gebruikt de tandarts die witte composiet, zodat je voluit kunt lachen zonder dat men denkt dat je de hele dag drop eet.
De Bondsspaarbank, ja weet u nog, die gaven van die zware metalen ovaalvormige spaarbusjes uit met een hengseltje en een rond gaatje aan de zijkant en eens per jaar liet je het busje legen.
Zelf beschikte je niet over een sleuteltje, dus er kon tussentijd nooit iets uitgenomen worden.
Omdat ie zo zwaar was had je ook geen idee hoeveel er in zat, maar het was altijd weer spannend.
Eén voor één werd de spaarder geroepen in een kamer waarin 3 “dikke boeren” zaten in hun driedelig kostuum vette sigaren te roken. Je kon de gezichten amper onderscheiden door die blauwe rookwolk die er hing. Ik heb nog die geur in m’n neus…!
Denkt u maar niet dat “Jan Bezoen” in het bestuur van een spaarbank zat, nee dat was een job voor de meer “welgestelden van het dorp”, de zgn. notabelen.
Hoe dan ook, zo’n busje werd heel plechtig opengemaakt en ook al had je het hele jaar nou twee of vier gulden gespaard alles werd door alle drie de heren minutieus gecontroleerd.
Centen bij centen, stuivers bij stuivers, een paar dubbeltjes en een enkele kwartje, want die laatste kreeg je in die tijd niet zoveel. Ja misschien voor je verjaardag.
Waar nou dat gaatje voor was aan de zijkant? Stel, dat er een suikeroom in de familie was en die gaf je voor je verjaardag een briefje van twee gulden vijftig, die kon je heel klein oprollen en zo in dat gaatje schuiven. Helaas had ik geen suikeroompje en dus werd dat gaatje nooit gebruikt.
Het gespaarde bedrag werd keurig bijgeschreven in je spaarbankboekje door één van de heren en kon je weer een heel jaar sparen voor de volgende lichting.
Aan de overkant lag het gemeentehuis waar tot 1965 veel stellen in de echt zijn verbonden. Getrouwd werd veel op de zaterdag en daar kwamen hele volks-stammen op af, want iedereen was nieuwsgierig wat de bruid zou dragen.
Na alles goed opgenomen te hebben werd gezegd dat “ze er allemoal schier utzag’n”….
Achter het gemeentehuis was ook een apart stenen huisje en dat bleek een cel te zijn voor dieven en boeven. Hoewel ik vaak even stiekem ging kijken, heb er nooit iemand in “thok” gezien.
Wat woonden er in het dorp toen toch brave mensen…

JP.