De Mont Ventoux

Sinds enige tijd zie ik regelmatig een grote advertentie in de krant met de wervende tekst “Bedwing de Mont Ventoux met Michael Boogerd”.
Er wordt een arrangement aangeboden met als hoogtepunt de beklimming van de Mont Ventoux. In de advertentie staat een afbeelding van een zwoegende fietser, op de rug gezien, met het observatorium op de top van de Mont Ventoux.De fietser bevindt zich in de laatste kilometers van de beklimming, in het kale maanlandschap tussen Chalet Reynard en de top. In het grove steenslag naast het wegdek vóór de Fietser staat een zwart/gele paal, welke bij sneeuwval de kant van de weg markeert. De fietser, gekleed in een fietsshirt van in het metier bekende Zwitserse makelij, zit in een kenmerkende houding met licht gebogen rug op de fiets. 
Zelf ben ik verre van gezegend met een bijzonder fietstalent en beperk mij doorgaans tot een tochtje in het Groninger land. Daarbij doe ik exotische plaatsen aan met tot de verbeelding sprekende namen als Ganzedijk, Hongerige Wolf en de Sjalottenpolder in Duitsland. Bij de Drentse variant doorkruis ik plaatsen als Zuidlaren, Schipborg en Kielwindeweer. Bij de eerste route drink ik steevast uitgebreid een kopje koffie bij de altijd gastvrije waard Jaap Vogelvanger van het restaurant “In den Stallen” aan het Winschoter Oostereind. Per slot van rekening moet het wel leuk blijven. ’s Winters rijd ik ook gewoon mijn rondjes. Ten minste wanneer het weer het enigszins toelaat. Ik ben niet het type dat bij slecht weer in de winterperiode zijn toevlucht in de sportschool zoekt. Ook ben ik wars van trainingsschema’s en andere theorieën, zoals het meten van mijn hart- en trapfrequentie met als doel om beter te presteren. Daarentegen ben ik van mening, dat regelmatig de nodige kilometers moeten worden afgelegd en energie kan worden geput uit het plezier dat ik daaraan ondervind. Verder is goed materiaal, kennis van het parcours en een gedegen informatie over het dwarsprofiel naar mijn persoonlijke opvatting essentieel voor succes.
 
Sinds enkele jaren heb ik ontdekt, dat een fietstochtje in de Franse Alpen nog mooier is dan een tochtje in het Groningerland op een mooie voorjaarsdag in mei bij windstil weer. In het voorjaar van 2013 ben ik samen met onze dochter Miranda afgereisd naar de Mont Ventoux.
Als wij de eerste keer vanuit Bedoin de Mont Ventoux willen beklimmen taxeren wij eerst de lucht. De top van de Mont Ventoux is in nevelen gehuld. Wij besluiten om met de auto naar de voet van de berg in Bedoin te vertrekken. Wij willen onze energie sparen. Volgens Miranda moet ik de berg serieus nemen en er respect voor hebben, anders pakt hij ons terug. Wij starten bij de startlijn in Bedoin tegenover de fietsenzaak. Hier staat een Engelsman met een racefiets in zijn hand en hij wenst ons “Good Luck”. Wij wensen hem hetzelfde. Wij beginnen aan onze tocht. De Engelsman treuzelt en wij zullen hem niet terugzien. Miranda zet er direct stevig de vaart in en ik vraag om enige clementie te betrachten, zodat ik langzaam in mijn ritme kan komen. Zoals gewoonlijk heeft ook zij het dwarsprofiel goed bestudeerd en ze zegt, dat ik niet in de wind moet trappen en er wel een tandje bij mag doen. In het bos wordt ik een aantal malen ingehaald. De ene keer door een hard hijgende man en dan weer door een bijna geruisloos fietsende Fransman of Italiaan. Meestal houd ik de passerende fietsers nog kilometers in het vizier. De mensen die mij hijgend hebben ingehaald staan meestal enige kilometers verder aan de kant van de weg over de fiets gebogen of liggend in de berm naast de fiets. Miranda is na een paar kilometers van mij weggereden, zodat ik geheel op mijzelf ben aangewezen. Soms passeer ik een fietser die loopt met de fiets in de ene hand en de fietsschoenen in de andere hand. Het gedeelte van 10 kilometer door het cipressenbos loopt aan één stuk door op. Zelfs aan de hoogste kant in de bochten heb ik niet even het gevoel, dat de druk van de benen gaat. Op een zeker moment overweeg ik kort om even af te stappen, maar gelijk verwerp ik deze gedachte. Het lijkt mij namelijk bijkans onmogelijk om hier weer op de fiets te stappen. Door het oplopende asfalt krijgt de fietser waarschijnlijk niet de mogelijkheid om de 2e voet in het pedaal te krijgen, waardoor vallen onvermijdelijk wordt. Als ik Chalet Reynard nader voel ik een harde tegenwind. Ik ben aangekomen bij de kale berg, het maanlandschap van de laatste 6 kilometer en de wind heeft hier vrij spel. Plotseling zie ik Miranda zwaaien. Wij herkennen elkaar op grote afstand, zoals alleen mensen dat kunnen die elkaar goed kennen. Miranda heeft op mij gewacht, ze is koud en wil direct verder. Ik had mij verheugd op een kopje koffie bij de Chalet, maar heb begrip voor haar standpunt en wij gaan gelijk verder. Vanaf Chalet Reynard komen wij gelijk vol in de wind. Na een paar kilometer rijdt Miranda vooruit en ze zal boven op mij wachten. Er komen wielrenners van boven met 1 voet uit het pedaal. De windvlagen zijn onvoorspelbaar en noodzaken mij om uit de kant te blijven. Bij het monument van Tommy Simpson tik ik bij wijze van respect en groet aan mijn fietshelm. Het laatste gedeelte heeft een stijgingspercentage van rond de 11% en als ik met een uiterste krachtsinspanning de laatste bocht indraai naar de top, word ik door de harde wind bijna omver geblazen. Als ik dan op de top bijna stil sta en dreig om te vallen word ik door Miranda opgevangen. Het is er koud en druk. Na de onvermijdelijke foto’s voor het bord op de top gaan wij gelijk terug. Als ik uit de luwte van het observatorium kom kan ik met moeite overeind blijven. Tijdens de afdaling houd ik één voet uit het pedaal en sta doodsangsten uit. Ik reduceer voortdurend de snelheid door te remmen en rijd zover mogelijk uit de kant. Als wij weer bij de auto zijn realiseer ik mij, dat dit wellicht de gevaarlijkste afdaling was in mijn leven. In de advertentie van Michael Boogerd lijkt het zo gemakkelijk om die berg te bedwingen, maar ik heb het nu een aantal keer gedaan en het blijft voor een amateur toch elke keer weer een mijlpaal.
 
Marten Prins