Wandelen door het dorp (2)

Graag maak ik nog even een wandelingetje met U door de Hoofdstraat, de wat ik ooit in één van mijn eerste columns de koopgoot van het dorp noemde.
Wat heerste er in de jaren ’50-’60 toch een bloeiende handel in Noordbroek, ik ben zeker tot zo’n zestig ondernemers gekomen.
Er zijn natuurlijk nog meer geweest, maar dat was voor mijn tijd.
Zo nu even het boekje “Dorpsgezichten Noordbroek” er bij pakken en even op ”de harde schijf” dan komen er vast wel ondernemers voorbij.
Bladzijde N6 de kruidenierswinkel van Dirk en Janna Muntendam, waar toch wel de meeste hun boodschappen haalden. Het was er altijd gezellig druk.
Voordat het de eerste zelfbediening van het dorp werd, kocht je alles over de toonbank en werden zout, suiker, meel en wat al niet meer netjes voor je afgewogen, dus dat kon wel eens lang du-ren. Maar dat was je gewend, de tijd was nog niet zo jachtig als vandaag de dag.
Janna stond ook wel eens van het ene op het andere been te wippen wanneer een klant er erg lang over deed welke smaak puddingpoeder ze nou eens zou nemen; vanille of toch maar de frambozensmaak.
Alle prijzen werden met een potlood genoteerd en dan ...ja jeugdige lezers.... opgeteld uit het hoofd, dus niks geen rekenmachientje onder handbereik.
Thuis ging moeder het direct even controleren of het wel klopte, want dat ene winkelhulpje vergiste zich nog wel eens.... het viel ook niet mee met al die kakelende huisvrouwen om je heen met hun laatste dorpsroddels.
Zo kwam ik in de winkel eens klasgenootje Grietje tegen die vleeswaren kwam halen.
Ik vergeet nooit meer haar bestelling
“Wat moet Grietje hebben?”. “Vlees”. “Wat voor vlees?”
“Weet ik niet, wat we anders ook altijd op brood hebben....” aldus Grietje.
Nou dat is dus een “duidelijk antwoord”!
Dirk en Janna tegen mekaar “Wat voor vlees eten ze bij Grietje altijd op brood”.
Gelukkig kreeg Grietje de nodige zakjes vleeswaren mee, want Dirk en Janna kenden na al die jaren wel zo’n beetje hun klanten.
Misschien dat de senioren het zich nog wel herinneren wat voor een mooi gebouw de kruidenierswinkel eigenlijk was; een pracht ontwerp van de Amsterdamse school.
Aangrenzend zat garage de Vries (of Luut Tuin zoals u wilt), het was niet alleen een smederij, maar men repareerde ook alles waar een motor in zat én ze verkochten ook dames, heren en kinderfietsen.
Elke dag stond ik voor het raam waar die fietsen stonden, fonkelnieuw waren ze, heel anders dan mijn tweedehands brikje...
Daar stond die als laatste in de rij: het groene meisjesfietsje van Æ’. 61,35, de prijs vergeet ik nooit meer. Hoe vaak vertelde ik pa en moe over dat fietsje.
Maar op zekere dag, nee... het groene fietsje was weg! Aan wie zou die verkocht zijn!
Een week later zag ik bij opoe en opa hun buurmeisje op dat groene fietsje.
Thuis maar eens even om uitleg gevraagd, ja maar dat meisje was enig kind en ik moest alles delen met mijn zusje en bovendien verdiende dat meisje haar moeder geld omdat ze bij de boer de koeien melkte.
“Nou moe kunt u dat dan ook niet gaan doen”.
Nou nee, moeder werkte zomers tussen de rozen bij Watse Smit en dat prikte al genoeg!

JP