Windhandel

INGEZONDEN: De inwoners van Meeden verzetten zich tegen de komst van een windmolenpark met turbines van bijna 200 meter hoog, waarvan sommigen op slechts 500 meter van het dorp komen te staan. Gelijk hebben ze in Meeden! Ik zou zo’n turbine ook niet zo dicht bij huis willen hebben. Maar toch, olie, gas en kolen raken een keer op, vormen bovendien een gevaar voor ons klimaat en maken ons afhankelijk van onbetrouwbare landen. Kernenergie willen velen van ons ook niet. Er moet daarom meer energie uit alternatieve bronnen komen: zon, wind, water. Daar ben ik heilig van overtuigd, maar de manier waarop de bestuurlijke machines ons bepaalde oplossingen door de strot proberen te duwen, bevalt me allerminst. Laten we even naar de wind kijken. In Denemarken en Duitsland staan veel turbines, veel meer dan in ons land. Als het daar hard waait, waait het hier meestal ook hard. De energie die dan wordt opgewekt kunnen ze daar niet of nauwelijks kwijt. Er wordt dan geëxporteerd. Nederland koopt die elektriciteit in tegen spotprijzen. Intussen vangen de eigenaren van de turbines (de windboeren) een veel hoger afgesproken tarief per kilowattuur. Dat subsidiegeld had Nederland beter aan andere dingen kunnen besteden, niet om meer turbines te bouwen, maar vooral om technieken te ontwikkelen om de opgewekte stroom een poosje op te slaan. 
 
Als ik het koud heb draai ik de thermostaat een graadje hoger. De kachel slaat aan en slaat weer af zodra de gewenste temperatuur bereikt is. De energievraag varieert nogal, in de loop van het jaar, maar ook in de loop van een dag. Met gasgestookte energiecentrales kan het energieaanbod heel precies aangepast worden aan de vraag. Met zonnepanelen kan dat niet. Die vangen alleen overdag, en het licht steken we pas ’s avonds aan. Met wind kan dat ook niet. Die waait lang niet altijd als we stroom nodig hebben. Met water in stuwmeren kan dat wel, maar daar hebben we in Nederland niet zoveel aan. Onze energieproducenten gebruiken daarom nog steeds veel gas (maar ook kolen en biomassa) om voldoende stroom te kunnen leveren, zeker in de perioden met weinig wind en weinig zon. Als we dat gas liever niet willen verstoken is het van het grootste belang dat we eerst veel stroom kunnen opslaan voor weken, misschien wel maanden. Klassieke accu’s volstaan dan niet. Er zijn wel wat plannen geweest, bijvoorbeeld een hoge dijk rond het Markermeer waarin je dan met overtollige energie het water kunt oppompen (en later weer via een turbine kunt laten weglopen), of een groot ringvormig eiland voor de kust waaruit je het water wegpompt, of stroom gebruiken om waterstof te maken.
 
De bestuurlijke machines hebben zich vooral doelen gesteld, bijvoorbeeld het aantal gigawatts dat in 2020 via windenergie moet worden opgewekt. De windboeren spinnen daar garen bij met subsidies en gegarandeerde afnameprijzen. Sommige dorpen ‘in de rook’ van windmolenparken zijn de pineut. De consument wordt gefopt met een hogere stroomprijs, want die subsidies moeten worden betaald, ook als je de stroom aan de straatstenen niet kwijt kunt. Kortom, eerst stroom opslaan en pas dan nog meer turbines bouwen!
 
Johan van Rhijn

Reactie toevoegen